Deelproject 2
Ontwikkeling en evaluatie van een digitaal instrument bij richtlijnen kindermishandeling.
Uit focusgroep-interviews met veertien JGZ-professionals van GGD Twente kwam naar voren dat stappen uit de JGZ-richtlijn ‘secundaire preventie kindermishandeling’ soms vergeten worden. Een digitaal hulpmiddel zou het gebruik van deze JGZ-richtlijn kunnen ondersteunen. Digitale ondersteuning van richtlijnen wordt gebruikt binnen de gezondheidszorg, maar binnen de JGZ zou digitale ondersteuning een vernieuwing betekenen.
Dit deelproject gaat over de ontwikkeling en evaluatie van een digitaal hulpmiddel. Het doel van dit hulpmiddel is het ondersteunen van JGZ-professionals bij het werken met richtlijnen kindermishandeling. Het project bestaat uit drie fases.
Fase 1. Vooronderzoek
Ruben Joosse, masterstudent Gezondheidspsychologie aan de Universiteit Twente, onderzocht tussen oktober 2012 tot juni 2013 hoe een digitaal hulpmiddel eruit moet zien en welke functies deze wel en niet moet bezitten. Ruben deed hiervoor een uitgebreide literatuurstudie. Daarnaast inventariseerde hij bij 9 JGZ-professionals welke wensen zij hadden over functies en design van het digitale hulpmiddel. Ook interviewde hij andere betrokkenen, zoals de ontwikkelaars van het digitaal dossier mlCAS (Allegro Sultum), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en beleidsmedewerkers binnen GD Twente. Zijn onderzoek leidde tot de ontwikkeling van een papieren prototype.
Rapport: Supporting Adherence to the Guideline of Secondary Prevention of Child Abuse.
Fase 2. Ontwikkeling
Van april tot juni 2013 werkten 7 studenten van de HBO-opleiding Informatica (Saxion Hogescholen) het papieren prototype uit in een digitaal prototype (een webapplicatie). Hierbij gaven de betrokkenen, waaronder een jeugdarts en jeugdverpleegkundige, feedback op conceptversies. Daarna is de webapplicatie vertaalt naar een hulpmiddel ín mlCAS. Negen JGZ-professionals gaven feedback op concepten van deze versie.
Fase 3. Evaluatie van een digitaal instrument bij richtlijnen kindermishandeling
Het eerste doel van dit evaluatieonderzoek was om de effecten te bestuderen van digitale richtlijnondersteuning op het naleven van de JGZ-richtlijn Secundaire preventie kindermishandeling. Een tweede doel van dit onderzoek betrof het nagaan van het effect van het digitale hulpmiddel op de tijd die JGZ-professionals besteden aan het opzoeken van richtlijninformatie. Voor dit onderzoek werden alle 168 jeugdartsen en -verpleegkundigen werkzaam bij GGD Twente verdeeld over twee groepen: één groep, de interventiegroep, werd geïnstrueerd om het digitale hulpmiddel toe te passen bij vermoedens van kindermishandeling. Bij de andere groep (de controlegroep) gebeurde dit niet. Er werden twee methoden ingezet om de onderzoeksvragen te beantwoorden: vragenlijst- en dossieronderzoek.
De resultaten met betrekking tot het gebruik van het digitale hulpmiddel gaven geen eenduidig beeld, omdat deze per onderzoeksmethode verschilden. De door JGZ-professionals zelf gerapporteerde mate van naleven van richtlijnaanbevelingen, onderzocht via een vragenlijst en gecorrigeerd voor het beredeneerd afwijken van richtlijnaanbevelingen, varieerde tussen 84% en 100% in de controlegroep, en tussen 96% en 100% in de interventiegroep. De resultaten van de dossieranalyse (152 dossiers) vertoonde eveneens hoge scores voor naleving van richtlijnaanbevelingen, behalve voor de aanbeveling ‘het inschatten van het risico op basis van beschermende factoren en risicofactoren’. Wanneer alleen de 55 gevallen werden bekeken waarin JGZ-professionals zelf stappen moesten zetten, omdat zij degenen waren die mogelijke kindermishandeling signaleerden, was de mate van volgzaamheid in de controlegroep lager voor twee aanbevelingen: ‘consultatie van de aandachtsfunctionaris kindermishandeling’ (47% in de controlegroep en 76% in de interventiegroep) en ‘consultatie van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling’ (65% in de controlegroep en 66% in de interventiegroep). Er werd in dit onderzoek geen effect van het digitale hulpmiddel op het naleven van richtlijnaanbevelingen aangetoond. Verder liet dit onderzoek zien dat professionals in de interventiegroep gemiddeld 38 minuten minder tijd besteedden aan het zoeken naar relevante richtlijninformatie dan professionals in de controlegroep. Vanwege de hoge mate van volgzaamheid met de richtlijnaanbevelingen en het kleine aantal bruikbare vragenlijsten was dit verschil echter niet statistisch significant.
Het artikel is aangeboden aan een internationaal tijdschrift, maar nog niet gepubliceerd. Het artikel is wel gepubliceerd in het proefschrift (hoofdstuk 6)